Wie herinnert zich nog uit zijn of haar kinderjaren de lijntekeningen van een bos waarin je met wat zoekwerk en heen- en weerdraaien van de afbeelding een jager met hond kon terugvinden? Of de kinderlijke verrukking wanneer tijdens de zoektocht in het dichte gebladerte van de struiken plots uit het niets een hert voor onze ogen opdook? Het zijn ervaringen die tijdens onze gevoelige jaren in de hersenen geëtst werden en onder bepaalde omstandigheden weer naar de oppervlakte van ons bewustzijn ploppen. Het overkwam mij toen ik voor het eerst de vroege aquarellen van Ferdinand Schirren onder ogen kreeg.

Schirren werd in 1872 in Riga geboren uit joodse ouders, die enkele jaren later naar Antwerpen emigreerden. Ferdinand genoot te Brussel een opleiding als beeldhouwer en nam in die discipline deel aan het Salon de la Société des Artistes van 1905 te Parijs. Hier maakte hij kennis met de fauvisten Matisse, Dufy, Derain, die zich loswrikten uit het academisme waarin het impressionisme op zijn beurt was vervallen. Zij hadden geen boodschap meer aan de analyse van kleuren en de vervaging van contouren van een kunststrekking die reeds 30 jaar en vogue was en door herhaling tot op de draad versleten.

Zoals Matisse in 1908 verklaarde dat de snelle weergave van een landschap slechts één ogenblik van zijn bestaan vertegenwoordigt, wil men voortaan het werk verankeren in grote vlakken in zuivere hoofdkleuren. Liefst met stevige omtreklijnen, “want de versplintering van de kleur (in het impressionisme) heeft de versplintering van de vorm, de contour tot gevolg.”

Wanneer de epigonen het veld betreden, trekt de voorhoede verder. En deze laatste stelde zich als doel opnieuw duidelijke vormen weer te geven, met krachtige zuivere kleuren in scherpe contrasten. Het impressionisme werd afgeserveerd en de wilde beesten, de fauves mochten nu hun kunsten tonen aan een niet weinig verbauwereerd publiek.

De aquarellen

Schirren was er heel snel bij en zijn aquarellen worden als de eerste fauvistische werken in België beschouwd. In 1906 maakte hij reeds de tuinaquarellen, waarin de kleur noodzakelijk is om ze te kunnen lezen. Het is niet zozeer de vorm meer die de constructie van het werk bepaalt dan wel de kleur. De naast elkaar aangebrachte langwerpige kleurvlakjes in zuivere primaire kleuren verwijzen nog naar het vroegere tachisme van o.a. Seurat.

Nemen we de kleur weg wordt het onderwerp opgelost, ontbonden.

‘In de tuin’, 1906, aquarel, 70 x 54,5 cm.

‘In de tuin’, 1906, aquarel, 70 x 54,5 cm.

‘

‘Vrouw in de tuin’, 1906, aquarel, 54 x 67 cm.

‘Vrouw in de tuin’, 1906, aquarel, 54 x 67 cm.

4.jpg
‘In de tuin’, 1906, aquarel, 57,5 x 74 cm.

‘In de tuin’, 1906, aquarel, 57,5 x 74 cm.

6.jpg
‘Vrouw met samovaar, ca. 1912, aquarel, 58 x 60 cm.

‘Vrouw met samovaar, ca. 1912, aquarel, 58 x 60 cm.

Schirren werkte dus al heel vroeg in de fauvistische stijl tijdens de korte tijd dat deze kunststrekking bloeide, namelijk 1906-1907. Wanneer hij later zijn gewassen aquarellen maakt, vervagen de omtrekken en worden transparant en onscherp. Wat de kunstenaar weglaat in de door het water opgeloste vorm vult de kijker zelf in. Ferdinand Schirren zet hier enkel stapjes op weg naar de abstractie, maar de figuratie blijft toch de toon aangeven.

‘Vaalrood naakt’, 1910, aquarel, 50 x 65 cm.

‘Vaalrood naakt’, 1910, aquarel, 50 x 65 cm.

Zijn latere aquarellen zullen vervolgens regelmatig worden gekenmerkt door een duidelijke vorm en accentuering met dunne lijnen. Hij keert dan weer naar een afgebakende vorm, zoals in de hiernaast weergegeven aquarel uit 1910.

De olieverfschilderijen

In zijn latere olieverfschilderijen vallen de grote stevige vlakken in pure kleuren op. Zij zijn geen fotogetrouwe of realistische weergave , wel onbeweeglijk en scherp van omtrek. De beschouwer kan er naar believen nog wat aan toevoegen. Ook hier is het de door de fauvist gehanteerde kleur die vaste vorm geeft en bovendien de emoties van de kunstenaar uitdrukt. Naargelang de stemming kunnen boomstammen dan perfect blauw zijn en een gelaat groen.

De vluchtige atmosfeer van het impressionisme wordt vermeden. Matisse verklaarde in 1908 dat het impressionisme “  geen passende beschrijving (is) voor sommige recentere schilders, die de eerste indruk uit de weg gaan, en deze welhaast misleidend vinden. Een snelle weergave van een landschap vertegenwoordigt slechts één ogenblik van zijn bestaan.”

Er wordt niet langer een snel vervliegend visueel effect nagestreefd, maar wel een schilderij met grote vlakken in zuivere hoofdkleuren en groen als onwrikbare blokken. Tenslotte had Schirren niet voor niets een opleiding tot beeldhouwer genoten. Net als in zijn aquarellen is de kleur voor hem een belangrijk vormgevend element geworden.  

‘Portret van B. Meyer’

‘Portret van B. Meyer’

Het portret van kunstverzamelaar Meyer B (1905, olieverf, 75 x 68 cm.) was waarschijnlijk het eerste fauvistische werk van Schirren. Het is tweedimensionaal en de vlakke tinten vallen op. De schilder speelde duidelijk heel kort op de bal, want dit  portret werd geschilderd in het jaar dat de Franse fauvisten hun intrede deden in de Salon van 1905 te Parijs. Hun schilderijen werden door de weldenkende burgerij ervaren als een kwak of zelfs een hele pot verf in haar gezicht.

‘De vrouw aan de piano’, ca. 1915-1917, olie op doek, 136x151 cm.

‘De vrouw aan de piano’, ca. 1915-1917, olie op doek, 136x151 cm.

De grote, stevige en afgelijnde kleurvlakken krijgen een vooraanstaande rol in de volumevorming. Het perspectief verdwijnt. Oppervlakten van tafels en ander meubilair worden schuin van bovenaf weergegeven.

De kleuren creëren volumes zonder schaduwen. De vlakken van de compositie worden in hun bijna gestrenge geometrie bijeengebracht.

Toen Matisse afscheid nam van zijn impressionistische periode verklaarde hij: “uiteindelijk ben ik niet verdergegaan op die weg, maar schilderde ik in gelijkmatige vlakken zonder schaduwen omdat ik het karakteristieke van het schilderij door een samenspel van tweedimensionaal opgebrachte kleuren wilde laten ontstaan.”

Het had een uitspraak kunnen zijn van Ferdinand Schirren, die wel ‘ns de enige echte Belgische fauvist wordt genoemd.



‘De vrouw in het blauw’, 1921, olie op doek, 165x140 cm.

‘De vrouw in het blauw’, 1921, olie op doek, 165x140 cm.

Aanbevolen literatuur:

1.      ‘Ferdinand Schirren (1872-1944) in zijn ingebeelde tuinen.’, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten en Uitgeverij Snoeck, Brussel, Gent, 2011. Verschenen naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Ferdinand Schirren’, georganiseerd door de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België van 22 november 2011 tot 4 maart 2012.

2.      Trees Deryckere, ‘Ferdinand Schirren 1872-1944’. Pandora, Antwerpen,1999. Verschenen naar aanleiding van de tentoonstelling Ferdinand Schirren in het Stadhuis te Brussel, van 7 december 1999 tot en met 30 januari 2000.

3.      Serge Goyens de Heusch, ‘Het Impressionisme en het Fauvisme in België’, Mercatorfonds, Antwerpen, 1988.

4.      Gilles Néret, ‘Matisse’, Taschen, Keulen, 2002.

5.      Michael Palmer, ‘Van Ensor tot Magritte. Belgische kunst 1880-1940’, Lannoo, Tielt, 1998.

6.      Renata Negri, ‘Matisse en het fauvisme’, Atrium, Alphen aan den Rijn, 1986.


André Degeest