Aan de wanden van de “Aile Richelieu” van het Louvremuseum te Parijs zijn 12 wandtapijten te bewonderen, Brussels werk. Ze zijn niet alleen interessant om hun artistieke/historische waarde - het zijn prachtige 16de-eeuwse renaissancewerken - maar ook om hun connectie met onze streek, het Zoniënwoud, en zelfs met Tervuren. Tien van hen stellen immers plaatsen voor in en rond het Zoniënwoud, twee tonen het paleis te Brussel, eentje het kasteel van Tervuren. Het loont dus de moeite deze collectie te bestuderen.

Jachten van Maximiliaan. ‘De maand januari’ met kasteel van Tervuren

Jachten van Maximiliaan. ‘De maand januari’ met kasteel van Tervuren

Historische achtergrond

We moeten ons terugflitsen naar de tijd van Keizer Karel en wel naar de jaren 1530-50.

Rond 1530 hield Karel V hier in de bossen rond Tervuren een groot jachtfeest en hij liet daarom vooraf een kleine vleugel bijbouwen aan het kasteel om zijn hoge gasten te kunnen herbergen. Er werden “vier officiën (eetzalen) ingericht tegen de comst van onse heere den keysere”, noteren we in een tijdsdocument. Blijkt dus dat de keizer het kasteel van Tervuren als ideale centrale plek voor de jachtpartijen wou laten uitgroeien. 

Keizer Karel V

Keizer Karel V

Een ander document uit 1548 vermeldt nogmaals expliciet dat hij in september 1548 op het kasteel verbleef. Dit verblijf heeft voor onze tapijten een bijzondere betekenis. Hierover later meer. Het Tervuurse kasteel was sinds 1430, een eeuw vroeger dus, geëvolueerd van een vorstelijke residentie naar een jachtkasteel. Begin van de 13de eeuw gestart, was het Tervuurse kasteel inderdaad uitgegroeid tot een van de residenties van de hertogen van Brabant. Met de dood van de laatste regerende Brabantse hertog, Filips van Saint-Pol, in 1430 begraven in de hertogelijke grafkelder van de St.-Janskerk, werd Brabant door Filips de Goede opgeslorpt in de Bourgondische statenbond. De Habsburgers (Keizer Karel V behoorde tot de familie) waren door parentering in het bezit gekomen van de statenbond en waren dus ook eigenaars van ons kasteel. Het nabije Zoniënwoud vormde een van de jachtgebieden van de vorsten en de hun omringende adel, en daarom zakten ze regelmatig af naar Tervuren, zoals, bij wijze van voorbeeld, hierboven vermeld

Iets meer over (historische) wandtapijten (1)

Over de datering van deze reeks wandtapijten lopen de meningen uiteen. Ze dateren zeker post 1528. Sommigen beweren 1530, anderen schuiven de datum dan weer naar eind 1548. Feit is dat het vervaardigen van een wandtapijt, laat staan een serie van 12, heel wat tijd in beslag neemt.

Er moest vooreerst door een kunstenaar een tekening gemaakt worden waarmee de opdrachtgever dan eventueel akkoord ging of er bemerkingen bij gaf, vervolgens werd alles in kleur geschilderd op een “karton” dat als “legwerk” gebruikt werd bij het weven (de wever plaatste het naast hem om nauwkeurig alles over te brengen via de weeftechniek). Dan volgde het benedictijnerwerk, draadje bij draadje in tientallen (2) kleuren van wol werd het eigenlijke tafereel in het tapijt verweven. Tussen de eerste tekening en het eindresultaat verloopt dan ook een vrij lange periode.

De zus van Karel V, Maria van Hongarije, toonde hem in 1548, tijdens het verblijf te Tervuren, de 12 tapijten “De Jachten van Maximiliaan”, die plaatsen in het Zoniënwoud voorstelden. De tekeningen zouden mogelijk van de hand zijn van een zekere Borreman, anderen duiden Barend van Orley als auteur aan.

Dit waren waarschijnlijk de getekende “maquettes” die dan in spiegelbeeld op grote kartons (ware grootte van het latere tapijt) overgebracht werden. Volgens deze laatste werd dan het tapijt gestikt of geweven.

Maria van Hongarije

Maria van Hongarije

Ontwerpers/wevers van wandtapijten stonden hoger in aanzien dan de kunstschilders. Wandtapijten waren immers, na juwelen en edelstenen, het meest waardevolle bezit van de rijkere klasse. Ze dienden als bekleding van de kale muren van kastelen en kathedralen. Naast een artistieke functie waren ze ook als isolatie bedoeld, zowel thermisch als akoestisch. Ze waren ideaal geschikt tijdens de verhuis van de vorsten die een rondreizende hofhouding hadden. Bij jachtpartijen dienden ze als versiering van de binnenwand van de tent waarin het jachtmaal verorberd werd. Men beweert zelfs dat de vorst als legerhoofd ze meenam naar het slagveld om zijn tent ermee op te vrolijken.

Op de overgang van de Middeleeuwen naar de Moderne Tijd ontwikkelden de Zuidelijke Nederlanden zich tot het Europees centrum voor (wand)tapijtweverij. Begonnen te Parijs was in de 13de eeuw deze kunst overgegaan naar handelssteden als Doornik en Atrecht. In de 14de eeuw vinden we hiervoor ateliers in Brugge, Oudenaarde (3), Geraardsbergen, Edingen en Gent. Voor de 16de eeuw bevinden zich de grote ateliers te Leuven, Rijsel, Antwerpen, Brussel (4) en Mechelen (5).


Barend van Orley, ook andere, en de Jachten van Maximiliaan

Barend van Orley door Albrecht Dürer

Barend van Orley door Albrecht Dürer

Barend (Bernard) van Orley (° 1487/1491- + 1541), wordt meestal aangeduid als auteur van de tapijtenkartons. Hij was zijn leven lang Brusselaar, weliswaar met een korte onderbreking van 5 jaar toen hij te Antwerpen verbleef. Hij werd door zijn vader, Valentijn, in diens atelier geïntroduceerd in de schilderkunst. Oorspronkelijk werkte hij in de stijl van de Vlaamse Primitieven, maar spoedig evolueerde hij naar de stijl van de Italiaanse Renaissance. Hij was knap in het schilderen van portretten en dat was waarschijnlijk de reden dat landvoogdes Margareta van Oostenrijk, de tante van Keizer Karel V, hem in 1518 benoemde als hofschilder. Ondertussen had hij zich vanaf 1515 ook gewaagd aan het schilderen van kartons voor tapijten. Vermits deze tak van de kunstnijverheid te Brussel toen volop bloeide, zien we dat hij vanaf 1530 uitsluitend ging werken voor die ateliers. Volgens de smaak van de tijd stond vanaf dan zijn stijl onder invloed van het zgn. italianisme, dat van de wandtapijten a.h.w. een geweven schilderij met veel landschap erop wou maken. (6).

Maar het auteurschap van van Orley, wordt formeel betwist door Sophie Schneebalg-Perelman. Hiervoor steunt ze zich op een document uit het A.R.-Brussel, een contract geregistreerd door de Rekenkamer dd. 12.02.1540, waarin de weinig bekende schilder, Frans Borreman, de opdracht krijgt om op verschillende plaatsen in en rond het Zoniënwoud gebouwen en bekende plekken te gaan schetsen als voorbereiding voor kartons/wandtapijten. Schneebalg vermeldt echter dat Borreman reeds overleed vooraleer zijn werk klaar was. Nergens ontdekte ik zijn datum van overlijden.

Persoonlijk vermoed ik dat zijn opdracht toen doorgegeven werd aan de officiële hofschilder Barend van Orley en dat Borremans’ schetsen zich beperkten tot weergaven van bosnatuur en mogelijk gebouwen. De essentie van de onderwerpen, nl. het jachtgebeuren zal er wellicht niet bij geweest zijn.


Tekening voor wandtapijt ‘Januari’ met kasteel van Tervuren

Tekening voor wandtapijt ‘Januari’ met kasteel van Tervuren

Mogelijk stond van Orley als gerenommeerd kunstenaar oorspronkelijk ook niet te trappelen van ongeduld om gedurende meer dan twee maand te gaan ronddwalen in het Zoniënwoud en daar schetsen te maken. Komt er nog bij dat Barend van Orley al in 1541 overleed. We weten ook dat er van de voorbereidende tekeningen twee versies bestaan waarvan één onvolledig is en meestal wordt toegeschreven aan Barend van Orley. Van de tweede, volledig nu, vermoedt men dat van Orley zijn beste leerlingen Pieter Coecke van Aelst (7) en Michiel Coxcie eraan mee heeft laten werken. Ook Jan Tons en Jan Geethels (of bedoelt men Jan Ghieteels die zelf een tapijtatelier had (?) worden als medewerkers vermeld. Dit alles zal dan waarschijnlijk na het overlijden van Barend van Orley in 1541 door dezen of door enkelen van hen voortgezet zijn. Noteer ook dat er van die tekeningen later in de 16de eeuw nog een aantal replieken gemaakt werden. De reeks “De Jachten van Maximiliaan” werden te Brussel in het atelier van Jan en Willem Dermoyen geweven. Sommige bronnen vermelden het atelier van Jan Ghieteels. Zestig wevers hadden er twee jaar voor nodig om deze 12 tapijten klaar te krijgen. Als datering stellen we dus 1540/1550. Alleszins moeten we de datum post 1528 plaatsen, daar het kenteken BB (voor Brussel) dat er op voorkomt, pas in 1528 ingevoerd werd. De 12 werken hebben als thema de jacht tijdens de 12 maanden van het jaar. Naast de observatie terplaatse vermoedt men dat de auteur(s) ook inspiratie gezocht heeft/hebben in het geïllustreerde boek “Livre de Chasse” (1387-1389) van Gaston Phoebus. Ook is het duidelijk dat hij/zij te rade is/zijn gegaan bij specialisten van de jachttechniek.

De oorsprong van de 12 tapijten

Ze werden dus geweven te Brussel in het 2de kwart van de 16de eeuw, tussen 1540 en 1550 in opdracht van iemand van het hof. Sommige kunsthistorici beweren dat Maria van Hongarije de opdrachtgeefster zou geweest zijn, andere houden het bij Ferdinand I, de broer van Karel V zelf, enkele andere duwen de naam van Evrard de la Marck naar voren (1472-1538), Prins-bisschop van Luik en goede vriend van Karel V. Dit laatste is evenwel onmogelijk daar deze overleed vooraleer de opdracht gegeven werd. Nog anderen menen dat het Keizer Karel V zelf was. De 12 tapijten (8) geven elk een beeld van de jacht in het Zoniënwoud weer tijdens een bepaalde maand. Bij elk zien we bovenaan het teken van de dierenriem van de bedoelde maand in een tondo. Waarom die bijzondere aandacht voor de jacht? Deze was voor de adel zowel een training voor het oorlogsvoeren als een middel voor sociaal/politiek/economisch contact (regeringsbesprekingen “in de wandelgangen”, sluiten van handelsovereenkomsten, ontmoetingen tussen mannen en vrouwen …). Jacht was overigens exclusief toegewezen aan de adel. Wanneer de derde stand er zich aan waagde werd dit meestal gezien als stroperij en dus strafbaar. Te meer omdat de jachtgebieden/bossen eigendom van de adel waren. Het Zoniënwoud was zelfs eigendom van de landvorst, in casu hier de Habsburgse keizer.

Jachten van Maximiliaan: ‘De maand augustus’

Jachten van Maximiliaan: ‘De maand augustus’

Keizer Maximiliaan II van Oostenrijk door Nicolas Neufchatel, 1566

Keizer Maximiliaan II van Oostenrijk door Nicolas Neufchatel, 1566

Het was dus Karel V, of mogelijk iemand uit zijn naaste omgeving, die de opdracht gaf de tapijten te maken. Ze waren bestemd als geschenk voor zijn collega, later tegenstrever, de Franse koning Frans I (1494-1547). De keizer wou hiermee een geste van goodwill betuigen om een vrijgeleide te krijgen door Frankrijk met zijn legers in de verbinding Spanje - Nederlanden. Dit alles gebeurde nadat hij door Frans I in 1540 gastvrij ontvangen was in het kasteel van Fontainebleau waar Karel, ietwat afgunstig, de aanwezige kunstschatten, inclusief wandtapijten, bewonderd had. Waarschijnlijk waren ze klaar in 1548. Zoals we al eerder vermeldden stelde zijn zus, Maria van Hongarije, ze (waarschijnlijk enkel de tekeningen) hier in het kasteel aan haar broer voor. Maar Frans I stierf het jaar ervoor (1547) in het kasteel van Rambouillet en het geschenk was dus overbodig geworden. De relaties met de Franse koningen waren trouwens ondertussen flink bekoeld. De tapijten dienden daarna, hetzelfde jaar 1548 nog, als huwelijksgeschenk aan zijn neef, Maximiliaan II van Habsburg (1527-1576), die huwde met Karels dochter, Maria van Spanje (1528-1609). Maximiliaan werd keizer in 1564, wanneer hij zijn vader Ferdinand I, broer van Keizer Karel, opvolgt (9).

Herkomst van de Benaming en verdere geschiedenis ervan

De benaming “De Jachten van Maximiliaan” voor de 12 tapijten kwam pas later. De eerste benaming was “Les douze mois de l’an belle chasse”. Hoe ze bij de Hertog van Guise terechtkwamen is een vraagteken, maar in 1589 verschijnen ze in de verkoopinventaris van de schilderijen van de Hertog van Guise (10) onder de naam van “De Jachten van Maximiliaan”. Hoogst waarschijnlijk duidden ze op de vroegere eigenaar, Keizer Maximiliaan II.

In 1644 wordt hun waarde geschat op 50.000 Franse ponden (livres). In 1665 zijn ze via kardinaal Mazarin in het bezit gekomen van koning Lodewijk XIV (1638-1715) en beland in het Louvrepaleis. Miraculeus doorstonden ze de Franse Revolutie (wandtapijten werden toen soms gebruikt als inpakmateriaal) waarschijnlijk omdat er geen lelie, embleem van de Franse koningen, op voorkwam. Er kwam een eerste restauratie van de werken in 1914 in de Manufactures Gobelin. Ze ondergingen een volgende restauratie tussen 1978 en 1984. Nu hangen ze in een afzonderlijke vleugel van de Aile Richelieu van het Louvre. Een van de reeksen van de originele kartons werd nog bewaard in de tapijtweverij te Brussel, maar deze werd in 1695 vernield bij het bombardement van Brussel door Maarschalk de Villeroy. Van “De Jachten van Maximiliaan”, zowel van de tapijten als van de tekeningen, werden kopieën gemaakt of dienden als inspiratiebron voor andere tapijten/tekeningen. Zo vinden we tapijten of tekeningen terug in Fontainebleau, Pau, Mortlake (GB). In 1661 liet Colbert kopieën maken in de Manufactures Gobelin. Cosimo I de Medici (1519-1574) gaf aan de kunstenaar van zijn hof, Stradamus, de opdracht ook zo’n reeks te vervaardigen voor zijn paleis Poggio a Caiano nabij Prato (Stradamus was de Vlaming Jan van der Straeten alias Giovani della Strada). Verder zijn er nog aquarelreplieken uit die tijd in Leiden (2 = maart en september), Berlijn (1 = juni), Boedapest (1 =november), Kopenhagen (1 = december) verder zouden er nog 3 in Wenen zijn en mogelijk nog eentje in privébezit. (In een tweede artikel gaan we de tapijten zelf bekijken en becommentariëren.)

Vic Motte

Voetnoten

 (1) Bibliografie:

- Sophie Schneebalg -  Perelman, Les chasses de Maximilien, Brussel 1982.

 - Leo Everaert, De twaalf Wandtapijten, De Jachten ven Maximiliaan, De Horen 1982/2 pag. 46 e.v.

- Leo Everaert, De oudste afbeelding van het Kasteel van Tervuren, De Horen 1985/3 pag. 97 e.v.

- Catalogus Het Zoniênwoud, Kunst en Geschiendenis van de Oorsprong tot 18de Eeuw, Europalia Oostenrijk, tentoonstelling in de lokalen van Royal Belge, Watermaal-Bosvoorde (te consulteren op verschillende plaatsen)

- Notities opgetekend tijdens de causerie door  ir. Joseph Zwaenepoel te Groenendaal op 11 december 2016 met als thema “De vroegere Jacht in Zoniën en de Wandtapijten van Maximiliaan”.

(2) Voor de middeleeuwse wandtapijten gebruikte men ongeveer een 10-tal kleuren in de wol. Ten tijde van de renaissance evolueerde dit naar een paar honderden. In heel wat tapijten werd zilver- en gouddraad verwerkt. Alle tapijten van de reeks “De Jachten van Maximiliaan beslaan bij mekaar een oppervlakte van 315 vierkante meter, iedere vierkante centimeter bevat 64 draadpunten, wat dus betekent dat er 201.600.000 weefpunten aanwezig zijn.

(3) In een zaal van het stadhuis daar is een mooie verzameling van historische Oudenaardse tapijten te bewonderen. In het Huis van Lalaing is er een conservatie- en restauratieatelier voor oude tapijten gevestigd.

(4) Op een bepaald ogenblik werkten er toen te Brussel 15.000 arbeiders in de tapijtenateliers, betekent dus ¼ van de bevolking van de stad.

(5) Te Mechelen bevindt zich nu nog de Koninklijke Manufactuur De Wit in het historisch  pand “Refugiehuis van de Abdij van Tongerlo. Het is een kunsttapijt-atelier van wereldfaam. Dateert evenwel “maar” van 1889, nu in handen van de 4de generatie De Wit. .

(6) Men vermoedt dat hij beïnvloed werd door schilderingen van Rafaël. Tussen 1516 en 1520 bevonden zich te Brussel een reeks kartons van deze meester, geschilderd in opdracht van paus Leo X, om hier omgezet te worden tot wandtapijten.

(7) Pieter Coecke van Aelst werd in 1502 te Aalst geboren (+ Brussel 1550), maar verhuisde spoedig naar Brussel waar hij tussen 1517 en 1521 leerling werd van Barend van Orley. Hierna trok hij voor een tijdje naar Italië om dan in 1544 te Brussel een eigen atelier voor tapijten op te richten. Hier had hij Pieter Breugel de Oude als leerling. 

(8) De afmetingen schommelen tussen 4,2m en 7,5m.

(9) Zoals bekend had Keizer Karel V op 25 oktober 1555 abdicatie gedaan van zijn positie  als vorst. Het “Rijk waar de zon nooit ondergaat” werd in twee gesplitst. Zijn zoon Filips II vormde nu als koning de Spaanse tak met Spanje, Franche Comté, de 17 Provincies (de Nederlanden) en de Nieuwe Wereld. Met zijn broer Ferdinand I startte de Oostenrijkse tak als Keizer van het Heilig Roomse Rijk. Maximiliaan II is dus zijn zoon.

(10) Hendrik I van Guise, vorst van Joinville (1550 – 1588), en zijn vader Frans behoorden tot de naaste medewerkers van de Franse koning. Tijdens de Franse godsdienstoorlogen (Protestantse Hugenoten) kwam het tot onenigheid tussen hem en de Franse koning Hendrik III van Valois (1551 – 1589). Deze laatste gaf in 1588 opdracht om de Hertog van Guise, Hendrik I, te vermoorden.